Drama- en Mimegroep Salt

Mag ik dan bij jou?

 

De boodschappen voor het weekend lagen in mijn winkelwagentje toen ik langs een werkplek voor anders begaafden liep. Buiten was er een tafeltje neergezet met daarop verschillende stoffen vlaggenlijnen, handgemaakt stond er te lezen. Ik heb wat met zelfgemaakte vlaggenlijnen, ik heb er ooit één voor mijn dochter gemaakt van allerlei restjes stof, stof die ik ooit gebruikt had om kleding voor haar te maken. Persoonlijker kan het niet zijn. En ik heb iets met vieren, dat heeft niet alleen met eten en drinken te maken maar vooral met de sfeer van de plek waar iets gevierd wordt. Die sfeer maken de mensen maar ook de aankleding. Als klein meisje haalde ik al met kerst alles wat glom naar beneden om de huiskamer in de juiste sfeer te brengen, dit werd oogluikend toegestaan, want fraai was anders. De vlaggenlijnen op de tafel hadden dus al mijn aandacht, maar kritisch als ik ben zag ik al dat niet alle stofjes die gebruikt waren mijn goedkeuring konden wegdragen. Maar, niet opbelangrijk, ze waren netjes genaaid. In gedachten nam ik alle voors en tegens door wat betreft de aanschaf van één van deze vlaggenlijnen. De vrouw achter de tafel zei “Ik weet niet wat ze kosten hoor”, “Dat geef niet” zei ik “Op iedere vlaggenlijn staat een prijsje”. “Welke zal ik nemen?” dacht ik hardop. “Dat moet jezelf weten” zei de mevrouw achter de tafel “Het ligt eraan waar je hem gaat gebruiken”. “In mijn klas, ik ben bijna jarig” was mijn reactie. “O, dan is deze leuk” zei ze. “Deze roze met paars vind ik ook leuk, maar dat zullen de jongens niet zo leuk vinden. Ik heb felle kleuren in mijn klas, daar past deze met rood als hoofdkleur goed bij” en de bijtjes dacht ik, waar vind je een vlaggenlijn met bijtjes, Ellen Beij? Nergens, die heb ik nog nergens gezien. Deze was speciaal voor mij bedoeld, zo voelde het althans. “Deze neem ik” zei ik tegen de vrouw achter de tafel. “Dan zal ik even iemand halen” zei ze “Het kan even duren, ik kan niet zo snel”. Ik knikte begrijpend, ik had het al gelezen op een papier wat aan de tafel hing. De vrouw pakte het pookje van haar elektrische rolstoel met één van haar misvormde handen beet en liet haar rolstoel een aantal keren heen en weer steken om achter de tafel vandaan te komen. Toen moest ze nog wat heen en weer steken om recht voor de toegangsdeur uit te komen en naar binnen te rijden. Achter in de werkruimte verdween ze de bocht om.

Even later verscheen haar begeleidster met de mevrouw in de rolstoel in haar kielzog. Met een klein lachje zei de begeleidster “Bedankt voor het wachten” tegen me. “Geef niks hoor” zei ik “Vandaag heb ik de tijd”. “Hoeveel is het?” vroeg de begeleidster. “Dertien euro vijftig” zei ik en wees naar het prijskaartje op de vlaggenlijn, “Ze zijn allemaal dertien euro vijftig” zei ik. “Oké” zei de begeleidster en opende haar geldkistje. De inhoud zag er triest uit, alleen wat kleine bruine muntjes. Onder het muntenbakje zat nog tien euro. De begeleidster keek mij verlegen lachend aan “Heb je gepast?” “Nee” zei ik. “Kan ik pinnen?” probeerde ik. “Nee” zei de begeleidster. “Als ik ga pinnen bij de geldautomaat zit ik nog met briefgeld ……. dan maar mijn munten gebruiken” zei ik gelaten, daar gingen mijn munten voor de winkelwagentjes. De begeleidster pakte haar wisselgeld, de bruine muntjes, ze telde hardop “Vijf, tien, vijftien, twintig, vijfentwintig …… wil je ook twee eurocent muntjes?” “Nee dank je” zei ik “Het is goed zo”. Men, wat een dag, dacht ik, hadden ze vijfentwintig eurocent fooi vandaag. “Kunnen we weer een nieuwe gaan maken” zei de begeleidster blij tegen de vrouw in de rolstoel. “Ja” reageerde deze. Wie bedoelde de begeleidster met ‘we’?, dacht ik, ik keek naar de misvormde handen van de vrouw in de rolstoel. De begeleidster ging naar binnen toen ik mijn vlaggenlijn bij elkaar pakte.

“Werk je op een school?” vroeg de vrouw in de rolstoel. “Ja” zei ik. “Waar werk je?” was haar volgende vraag. “In Nijkerk” antwoordde ik. “Waarom niet hier?” vroeg ze door. “Hier willen ze me niet” zei ik onverschrokken eerlijk. Blijkbaar was het antwoord niet gênant voor haar, want ze gaf geen krimp. Ze begon te vertellen dat ze eerder bij een school had gewerkt, in Epe. Dat ze dat zo fijn vond, bij kinderen zijn. Ze kan niet lezen en schrijven, maar wel naar de kinderen kijken en met ze praten. En horen? dacht ik, had ze ze kunnen horen? Ik moest mijn best doen om verstaanbaar te zijn voor haar. Ik zag een klein doorzichtig plastic slangetje in haar rechter oor verdwijnen. Maar het ging niet meer, vervolgde ze, ze had af en toe hulp nodig en die konden ze haar niet meer geven. Ze had het nog geprobeerd bij een school hier vlakbij, dan kon ze als ze hulp nodig had naar haar begeleidster hier rijden. Maar de school zag dat niet zitten. Natuurlijk was dit teveel gevraagd voor de juffen, dacht ik, in iedere klas zitten tegenwoordig kinderen die naast het lesprogramma regelmatig hulp nodig hebben. “Nu heb je je eigen winkeltje” probeerde ik nog. Ze knikte ‘ja’ maar zei “Toch wil ik weer op een school gaan werken, ik vind het daar zo fijn”.

En toen voelde ik hem, diep vanbinnen, heel diep vanbinnen ….. ik wel zij niet. Ik zag De Hoop, die na een leven lang in een rolstoel niet de bodem was ingeslagen. Met “Waarom niet hier?” gaf ze blijk dat er weer een strohalm van haar afgepakt was. Ik had een deur moeten zijn, een doorgang naar iets beters. Met droge ogen heb ik haar een fijn weekend toegewenst, mijn fietstassen volgeladen, mijn winkelkarretje terug gezet, mijn fietssleutel uit mijn tasje gepakt en in mijn fietsslot gestoken, hem omgedraaid totdat hij open schoot.
Ik stapte op mijn fiets, zette kracht. Ik voelde mijn spieren aanspannen en voelde hoe mijn voeten mijn trappers in beweging zetten. Ik voelde de wind door mijn haren gaan en zag de winkels aan me voorbij schuiven.
Die middag was zij mijn leermeester.

Ellen Geluk

Nunspeet, 5 september 2020

*******************************************************************************************************