Drama- en Mimegroep Salt

Mijn mooiste voorstelling

 

Of ik mee wilde met haar naar Parijs, ze overviel me ermee, ik ben niet zo’n avonturier. Samen, zij en ik, moeder en dochter. Ik had vaak van dat soort verhalen gehoord, hoe goed het is om af en toe met één van je kinderen op stap te gaan. Daarmee kom je nog dichter naar elkaar toe. Even er alleen voor die ander te zijn, je ouder niet te hoeven delen met de rest. Bij mij borrelden er allerlei vragen naar boven, hoe dan, wanneer en zo. Ze vertelde me van een organisatie die je ‘s nachts per touringcar naar Parijs brengt, je daar ‘s morgens afzet en je ‘s avonds bij een hotel brengt waar je een nachtje blijft slapen. De volgende dag word je weer opgepikt, de buschauffeur zet je weer ergens in Parijs af en ‘s avonds laat haalt hij je op de afgesproken plek weer op om je weer naar Nederland te brengen. Het was geweldig voor mijn dochter geweest als ik razend enthousiast was geweest, maar helaas, dat zit er niet in als het over reizen naar het buitenland gaat. Dat heeft te maken met mijn handicap, mijn beheersing van de Engelse taal of beter gezegd, mijn onvermogen om me goed uit te drukken in de Engelse taal. Nu hoor ik je denken, dat probleem kennen veel Fransen ook, wat maakt dat dan uit? Dat maakt het nog erger. Dat machteloze gevoel als je langs elkaar heen praat, als je werkelijk niet begrijpt wat een ander bedoelt, als je geen hulp kan vragen als je hulp nodig hebt. Nee laat maar, ik blijf liever in Nederland. Maar ze liet zich niet zomaar afschepen, zij was er toch om mij te helpen? Zij zou wel het woord voeren. Ja maar, als er wat met haar gebeurde? ……..

Uiteindelijk hebben de voordelen het van de nadelen gewonnen. We zijn gegaan, zij en ik. Eerst met de auto naar Rotterdam en daarna verder met de bus. De eerste nacht werd een gebroken nacht, er waren wel vijf opstapplaatsen, dus was je net ingesukkeld, zat je weer recht overeind als er weer een nieuwe lading de bus in kwam. Maar dat mocht de pret niet drukken, het voelde als een schoolreisje, weg van het gewone leven op weg naar het onbekende. We hadden het beste plekje in de bus, net achter de chauffeur, zo konden we de reis goed volgen. De chauffeur was van het juiste hout gesneden, een ouwe rot in zijn vak, alleen al hoe hij door Parijs manoeuvreerde zonder een paaltje te raken. Hij was gelijk onze gids, hij vertelde veel en graag over hoe, wat en waar. Wat je mij maar één keer hoeft te vertellen is waar ik voor uit moet kijken. Nou, dat waren de zigeuners vertelde hij, die zaten overal in de stad en als je niet uitkeek was je zo je portemonnee kwijt.

Ik zag ze overal in de stad, op kleedjes langs de kant van de stoep met de hele familie. Moeders met van die geleefde bruine gezichten tussen een hoofddoek, gejaagde blikken, lange rokken tot de grond. Ik zag hoe de politie jonge zigeunerkinderen wegjoeg uit een park met veel toeristen, omdat ze daar aan het bedelen waren. Hoe ze in no time weer terug waren toen de politie vertrok. Wat een leven ……

Het werden twee mooie, afwisselende dagen met mijn dochter. Geen moment spijt gehad van mijn keuze om mee te gaan. Tot wij opgehaald zouden worden door de buschauffeur om weer terug naar Nederland te gaan ……

Het was tegen elf uur ‘s avonds, het was donker, de straatverlichting en de groep medereisgenoten zorgden ervoor dat ik me veilig voelde, zo net naast de Seine. Schuin voor me was een dubbele bank met een gezamenlijke rugleuning, daarop zaten een paar reisgenoten op de éne en een vrouw met een getinte huid én hoofddoek én lange rok op de andere bank. De vrouw had zich omgedraaid, haar arm lag joviaal op de rugleuning, ze luisterde mee met de gesprekken van mijn medereisgenoten. Er ging een alarmbel bij mij van binnen af, deze vrouw moest ik in de gaten houden, straks zou ze haar arm laten zakken aan de andere kant van de rugleuning en zou haar hand verdwijnen in de tas van mijn medereisgenote. Ik zou medeschuldig zijn, ik was gewaarschuwd, ik zag het aankomen. Ik durfde mijn blik niet meer te verleggen, bang om iets van het onvermijdbare te missen, de verantwoordelijkheid voor mijn medemens drukte zwaar op mijn schouders. Ik deelde mijn bevindingen met mijn dochter, ik zorgde dat mijn blik bleef vastgepind. Mijn dochter stond op en liep naar het toekomstige slachtoffer en vertelde over het gevaar wat achter haar zat. Even was het stil, heel even maar, toen volgde er een scheldkanonnade in onvervalst Rotterdams. Het kwam van de toekomstige dader. Mijn dochter werd aangesproken als ‘blonde slet’. Ik verstijfde, de gesprekken verstijfden, alles verstijfden, het was oorlog. Mijn dochter probeerde het uit te leggen, maar er viel niet tussen te komen. Weer voelde ik de verantwoordelijkheid zwaar op mijn schouders drukken, nu om de vrede terug te brengen. Nu stapte ik naar voren, ik probeerde het uit te leggen. Maar ook ik werd genadeloos af geserveerd. Hangend tegen de kade van de Seine keken mijn medereisgenoten ademloos toe, ze zaten gratis eersteklas. Mijn moedige dochter bood haar excuus aan, ze gaf niet op, ook niet toen er een man ten tonele verscheen, die duidelijk bij de vrouw in kwestie hoorde. De man gedroeg zich anders, bezorgd en een beetje zenuwachtig. Mijn dochter ging naast de vrouw in kwestie op de bank zitten terwijl die haar lading woede helemaal over haar uitgoot. Ik stapte naar de man toe om het één en ander uit te leggen. Zijn reactie verbaasde mij, hij bood zijn excuus aan voor het gedrag van zijn zus, hij zei dat hij haar niet meer mee zou nemen naar Parijs, ook al zou ze het vragen. De rollen keerden, ik verdedigde zijn zus, ze was onheus bejegend, ze mocht boos zijn, ze was gediscrimineerd. Nee, zei hij. Hij had gehoord hoe mijn dochter haar excuus had aangeboden, dat had zijn zus moeten accepteren. Ze werden nooit gediscrimineerd, in Rotterdam woonden ze tussen de moslims. Hij was dankbaar dat ze het zo goed hadden in Nederland. Hij vond het juist goed dat wij op onze hoede waren geweest, zij hadden ook die dag de zigeuners in Parijs gezien, zijn zus had ze zelfs geld gegeven. Weer kantelde het gesprek. Ik zei dat ik het extra vervelend vond omdat ik christen ben. Hij reageerde verrast daarop en zei dat hij een vraag had die hij ooit aan een christen wilde stellen. De vraag was of wij geloofden dat de Messias terug zou komen op de Olijfberg. Ik zei met een blijmoedig hart dat wij dat inderdaad geloven. Hij zei toen, duidelijk ook met een blijmoedig hart, dat zij als moslims dat ook geloven. “Straks is het dezelfde” grapten we. Hij betuigde nogmaals zijn spijt over het gedrag van zijn zus. Ik was mijn dochter en zijn zus helemaal vergeten, vlug draaide ik me om, om de hachelijke situatie in ogenschouw te nemen. Wat ik toen zag zal ik nooit vergeten. Op dat moment kwam zijn zus met haar gezicht naar het gezicht van mijn dochter ……… en gaf haar twee dikke zoenen op haar beide wangen.

Abrupt kwam er een einde aan deze geweldige voorstelling toen de bus van deze twee Rotterdammers ten tonele verscheen. Ze hadden hem gemist door op de verkeerde plek te wachten. De chauffeur had het hen vergeven en kwam ze nu ophalen. Ze verdwenen in het duister, maar dat gaf niet, zij en wij hadden het Licht gezien!

 

Ellen

Nunspeet – 22 december 2020